Daaaag 201... eh... Samsom...
Maandag kreeg ik het vreselijke bericht te horen dat de oudste zoon van Jonathan en Monica was overleden. Ik kon het niet geloven...
Zaterdag was ik in Musima bij een familie. Dit bezoek vroeg meer tijd dan ik had ingeschat. Ik wil graag voor donker weer thuis zijn. Ergens hoorde ik een stemmetje, voelde ik de aandrang: ‘Ga nog even naar Jonathan en Monica... Alleen maar om gedag te zeggen.’
Dat wilde ik wel, maar het paste niet meer. Het begon al de schemeren en de bodaboda liet op zich wachten.
Ik mag leren dat ik niet alles kan en soms mijn programma mag aanpassen.
‘Oke, Wilma,’ zei ik tegen mezelf ‘als de boda komt, maar direct naar huis. Volgende keer beter..’
Toen de boda arriveerde voelde ik zo sterk: ‘Ga maar, alleen maar om gedag te zeggen...’
Oke, ik doe het.
‘Good evening, bodadriver. Kunt u me naar Jonathan brengen en daarna rechtstreeks naar Wairaka? Het is een heel kort bezoek, even gedag zeggen.’
Ja, ik voelde het al aankomen: een boda laten wachten betekent dat de prijsmeter gaat oplopen.
Ik bereik hun huis. Monica zit op een laag houten bankje. Haar 4 jongens en buurkinderen om haar heen. Pinda’s roosteren en eten. Een knus, gezellig tafereel.
Ze is verrast dat ik er ben.
‘Ik kom alleen maar even om gedag te zeggen, hoor!’ (Voordat ik moet gaan zitten en er van alles bereid gaat worden.
Ik knuffel de jongsten. Drie van de vier hebben sickle-cell, een akelige, pijnlijke ziekte. We maken ons zorgen om de derde. Hij heeft bij een aanval van de ziekte de mogelijkheid tot spreken verloren. Langzaamaan komt het weer terug. Hij geniet van een knuffel. De oudste staat en lacht. ‘Ja, hij is niet echt lekker, sinds kerst, malaria of fever...’
‘Samsom, ik hoop dat je je gauw weer fit voelt en kunt genieten van de vakantie.’
Een laatste knuffel, lach en groet vertrek ik weer. Het was goed om ze even te zien. Jammer dat ik Jonathan niet thuis trof...
‘Samsom is gone...’ Nee! Dat kan niet! Dan bedoel je zeker je derde zoon?
‘Nee, het is Samsom...’
Ik ben van slag.
Toch doe ik wat ik normaal op maandagmorgen doe: stille tijd houden.
Maar het lukt niet.
Ik besluit de boda te pakken en naar Musima te gaan. Toch wel met lood in mijn sandalen.
Weer bereik het huis waar ze wonen... Jonathan zit buiten op een bankje. Verslagen. Ik weet niets te zeggen. Ik kan alleen mijn armen openen. Samen huilen we.
Dan ga ik naar binnen. Ik zie direct een matras op de grond in het woonkamertje. Er ligt een lichaam onder een deken. Zodra ik in de deuropening sta, wordt de deken teruggeslagen.
BAM!
Wat een directe confrontatie.
Ja, hij is het echt. Hij ademt niet meer.
Ook met Monica kan ik alleen maar huilen. Ik vraag of ze wil vertellen wat er is gebeurd... Tijdens het vertellen komen bij haar de tranen.
Ondertussen valt de mond open van Samsom. Er wordt gezocht naar een reep stof. Daarmee wordt een band om de kin en het hoofd geknoopt.
Ongelooflijk. Hij leeft echt niet meer.
Buiten begint er van alles in beweging te komen. Plastic stoelen worden gebracht, tenten opgezet en de hele tijd schalt er muziek (vrij luid voor mijn gehoor). Buurtbewoners, vrienden, familie komen langs. Zitten buiten bij Jonathan. Een groep mensen van de kerk neemt de organisatie op zich. Een groep vrouwen gaat beginnen met de voorbereidingen van de maaltijd. Iedereen legt wat geld in om de kosten van deze begrafenis te kunnen betalen.
Morgen, op de laatste dag van het jaar is de begrafenis.
Het is de eerste keer dat ik dit van dichtbij mee maak. En dan ben ik in een andere cultuur. Wat zijn de gewoontes, de rituelen? Wat mag je zeggen en doen en wat niet?
Huilen... ik zie het niet veel. Tranen worden verbeten.
Dat gaat mij niet lukken. Ik laat ze maar stromen.
Dinsdag begint om 12 uur de begrafenis. De stoelen zijn in rijen gezet onder de tenten. Het is warm.
Samsom ligt in een kist. Zijn moeder zit er bij... de hele dag. Verslagen.
Een kruiwagen met zand rijd heen en weer. Omdat deze grond persoonlijk eigendom is, kun je (moet je?) begraven in je tuin.
Omdat de dienst nog niet begint ga ik kijken wat er in de tuin gebeurt: een kuil is gegraven (wat een werk bij deze temperatuur!). Nu metselen ze er een muurtje in.
Ik ga even kijken bij oma. Ze is bedlegerig en kan niet meer praten na een herseninfarct. Ik kan haar hand vasthouden. Ze zal niet bij de begrafenis zijn.
Dan hoor ik dat de jongste van anderhalf jaar opgenomen is in het ziekenhuis.
Nee! Dat mannetje is daar met een familielid (hier moet je als oudere er zijn om voor je kind te zorgen, zelf te koken in de tuin van het ziekenhuis).
Ben je vader en moeder, moet je je oudste gaan begraven en je jongste is in het ziekenhuis.
‘Verscheurd’ komt in mij op.
Het is een lange zit. Van 12 tot bijna 5 uur.
Ik word gevraagd om als vriend het woord te voeren. Daar had ik me al op voorbereid, dat me dat gevraagd zou kunnen worden. Het is moeilijk om te spreken.
‘Onze kleine boer, is er niet meer. Zijn lichaam gaan we zaaien... wachten totdat we hem weer gaan ontmoeten: in gezondheid, zonder ziekte, pijn of verdriet.’
Het bevreemdende is dat de lokale leiders ook van de partij zijn. Zij krijgen spreektijd. En die tijd gebruiken ze om hun politieke standpunten uit te venten. Terwijl in het midden een kistje staat van een kind gaat het over Hepatitis, aids en andere plannen voor de community.
Eindelijk kunnen we gaan begraven. Zoveel mensen zijn er... Ik zie er niet veel van. Mijn vertaalster ben ik in de drukte kwijtgeraakt.
Ik krijg nog een kans om wat aarde op de kist te laten vallen. Zo’n kleine handeling kan zo van betekenis zijn.
Daarna gaan de mensen weg: tijd om de eten. De maaltijd is klaar. Of tijd om met de politieke leiders in discussie te gaan of te luisteren wat ze meer te vertellen hebben.
Ik blijf bij het graf. Het is druk... Steunbalken worden geplaatst, een ijzeren golfplaat erboven op, een raster.
En er wordt al druk cement gemengd met stenen. Met een kruiwagen wordt het cement opgehaald en op het graag gegooid. Dat geluid van cement mengen met water en steentjes...
De laatste keer ga ik nu naar Jonathan en Monica om gedag te zeggen. Ik heb geen trek in eten, geen zin in gesprekken. Ik groet enkele mensen en wandel terug naar huis, hopend dat ik onderweg een boda zie die mij naar Wairaka kan brengen.
Wat een gat in deze familie. Wat een verdriet en gemis.
Een jaar op deze manier afsluiten.
Lieve Jonathan en Monica, ik kom jullie gauw weer opzoeken!