Openluchtmuseum
9 weken heb ik me vermaakt op de compound. Een makkelijke zin om te typen, maar wat heb ik er last van. Meer dan de lockdown van vorig jaar.
Ik was zo teleurgesteld: na de lockdown, verkiezingscampagnes en verkiezingen was ik net weer begonnen om het werk Serere op te starten. En nu zit ik weer thuis. Wetend dat het werk buiten de compound er is. De lijst wordt langer en ik kan nu zo weinig.
Ik weet wat het is om zo lang thuis te zitten. Mijn hersenen gaan ook een standje langzamer. Ik zie om mij heen groen en bomen, weinig mensen. De beweging die ik zie, is de wind door de bananenbomen, de apen die rondspringen in de bomen. De ibis op het grasveld.
Maar dan eindelijk is het zover: De president staat toe dat privéauto’s weer de weg op mogen. Hoe heerlijk is dat: weer eruit, mijn boodschappen kunnen doen. Even iets anders zien. Iets te vertellen hebben aan het eind van de dag.
Mijn eerste trip is boodschappen doen voor de voedselpakketten. Ik rij eerst naar het volgende dorpje om Jonathan op te halen. Daar gaan we. Terwijl ik achter het stuur zit, kijk ik rond in het centrum van het dorpje waar we doorheen rijden. Die kleine houten kioskjes, de geur van houtvuur, rommel op de weg, overal plastic, de armoede, overal mensen op straat…
‘Ik ben in een openluchtmuseum’ schiet het door mij heen. ‘Straks kom ik er weer uit.. ‘
Het gebeurt in een split second.
‘Nee, Wilma, dit is het leven hier in Uganda. Dit is de omgeving waar je woont en werkt.’
Het was een cultuurshock in een paar seconden. Ik moest mezelf even herpakken en het met mijzelf eens worden dat dit het is. Of beter gezegd: me ertoe verhouden.
Het is een verwarrend moment.
Al gauw ga ik over tot de orde van de dag: dit is het, dit is het leven, zo ziet het eruit en daar maak ik deel van uit.
Op naar Darius’ winkel om 500 kilo posho te kopen, 200 kilo bonen, 100 kilo suiker. 100 zakken zout en 100 zeepstaven van een kilo.
En dan zit ik er gewoon weer helemaal in. Accepteren van de situatie, genieten van de manier van praten van de Ugandezen. Hoe ze elkaar roepen met een hoge uithaal naar boven aan het eind van de naam. De hobbels en kuilen in de weg. De heerlijke etensgeuren.
Het drukke, beweeglijke beeld in de centrums. In die 9 weken dat ik er niet was, is er weinig veranderd. Ik ben veranderd en moet even schakelen.