Nog een stapje verder...
Om deel te zijn van het Ugandese leven, de cultuur, de ongeschreven en onuitgesproken regels en gewoonten.
Ik heb het voorrecht om 12 dagen bij een Ugandese vrouw en haar kleindochter van 16 en tante-zegster van 11 te wonen. In het westen van Uganda. Een ander gebied, een andere cultuur en taal. Waar ik de komende dagen mag trainen en lesgeven en connecten met de mensen.
Ik ken deze mensen niet. Met Mum heb ik een beetje what’s app contact gehad. En een kort telefoontje. Ze spreekt en begrijpt basis Engels. Het was mij gauw duidelijk dat ze me niet altijd begrijpt. Tja, ik spreek geen African English... Mijn Nederlandse accent maakt het niet makkelijker om begrepen te worden. En als ik me niet zo zeker voel over mijn Engels, dan gaat mijn tempo omhoog. Ja, om mogelijke fouten te verbloemen.
Hoe zal het gaan? Hoe mag ik me opstellen? Waar moet ik rekening mee houden? In het vervolg van mijn schrijven wil ik je een inkijkje geven hoe het gaat en wat het met mij doet. Ik wil er geen oordeel over geven. Het gaat erom dat je in mijn schoenen mag gaan staan en mogelijk bedenken wat het met jou zou kunnen doen.
Dus ik rij de compound op, parkeer mijn auto. Ik laat nog even de autodeur dicht. Nu gaat het beginnen: Hoe zal het eerste contact zijn? Hoe hoor ik deze vrouw te begroeten? Niet vergeten om de presentjes uit de auto te halen en te geven. (Je hoort hier NOOIT met lege handen aan te komen).
Het ontvangst is zo hartelijk. Er is naar me uitgekeken, op me gewacht. Dat is duidelijk.
Mijn slaapkamer wordt aangewezen. De pubers helpen mijn auto leeg te halen. De oudste spreekt goed Engels en kan mij verstaan. De jongste is erg verlegen en schiet vaak weg. Ik kom erachter dat ze veel moeite heeft met het Engels. Dan zo’n vreemde vrouw in huis, ze weet zich gaan houding te geven. Als ik hoor dat het mijn Engels is, dat het zo moeilijk maakt voor haar, gebruik ik de oudste om mij te vertalen naar de lokale taal. Die komende dagen hoor ik een taal om me heen, waar ik geen chocolade van kan maken. Sommige woorden herken ik omdat deze taal dichtbij Luganda komt (de taal die in Jinja en omgeving wordt gesproken). Geen idee waar ze het over hebben, totdat ik ‘bambi’ (Sorry, in de betekenis van meeleven) of ‘wansie?’ (wat zeg je?) hoor, of ‘muzungu’ (witte) of mijn naam...Dat maakt mij nieuwsgierig: Waar gaat het over? Wat wordt er gezegd? Doe ik het wel goed of maak ik een fout? Vergeet ik iets?
Het westen (van Uganda) is een andere cultuur dan in de regio van Jinja... En ik ben en blijf toch een Nederlandse.
Ik merk dat ik helemaal op scherp sta, observeren: hoe praten ze? Wat voor non-verbale signalen laten ze zien? Wat zou het betekenen?
Ik heb al de ervaring dat ik het zomaar verkeerd kan interpreteren.
12 dagen, Wilma!
Daarnaast is het dagritme anders dan mijn (toch) NL-ritme.
’s Morgens is het ontbijt: een koude, zoete aardappel met warme melk.
Lunch is op wisselende tijden: in Uganda wordt niet zo met de klok gewerkt. Als het ‘tijd is’ om te koken, beginnen ze.
Ondertussen heb ik een dag planning (op z’n Wilma’s) om zoveel mogelijk in deze 12 dagen te kunnen doen. Deze plaats is zo ver weg van Jinja (zo’n 8 uur rijden). Ik zie me niet volgende maand terugkomen.
Dus de lunch kan rond 2 uur zijn, maar ook om 3 uur. Eten is heel belangrijk in Uganda. Dat kun je niet weigeren. Als we aan tafel zitten wordt mijn bord vol geschept. Echt vol! En dan ben ik opgevoed met: ‘Wat op je bord ligt, eet je op.’ Dit geeft mij een flinke uitdaging. Tijdens het eten wordt er ineens meer eten op mijn bord geschept.
Eh...hoe ga ik dit oplossen? Laten gebeuren? Mijn bord niet leegeten? Aangeven dat ik genoeg heb, echt genoeg...?
Ik vind mijn weg hierin door eerlijk te zeggen hoeveel eten ik op kan. De oudste puber maakt er dagelijks grappen over hoe weinig ik eet.
Die eerste dagen voelen onwennig.
Rond een uur of 5 wordt er evening thee gedronken. Dat betekent warme melk met een beetje thee. Als ik niet oppas wordt er een flinke schep suiker in mijn kop gedaan.
Het westen is bekend om melk en matooke (puree van bananen).
Ondertussen wordt er begonnen met het koken. Dat duurt een paar uur: rijst, zoete aardappelen, ‘gewone’ aardappelen, matooke en elke dag eten we vlees. Ik vermoed dat dit speciaal voor mij gedaan wordt.
Dat is even wennen: ik zie onderdelen op mijn bord liggen, die ik nog nooit heb gegeten. Ik heb ze op de markt zien liggen: ingewanden, darmen. Ik herken het, maar heb het nog niet zelf gekocht of klaargemaakt. Nu ligt het op mijn bord. Eten is belangrijk, de mensen hier hebben erin geïnvesteerd, speciaal voor mij. Dat betekent dat ik dit mag eren en waarderen. Dus je bord leegeten. En ja, ik raak eraan gewend om ingewanden te eten. Darmen zijn ook lekker, al voelt het in het begin vreemd in mijn mond. (Hoe reageer jij als je iets op je bord krijgt wat je nog nooit hebt gegeten? Of waarvan je denkt....).
Het is belangrijk om te bedanken voor het koken en het lekkere eten. Gelukkig vind ik de darmen best lekker. Dus zonder wenselijk te zijn, kan ik uit mijn hart bedanken voor het eten.
Dan wordt er water voor mij gekookt zodat ik warm water heb om te badderen. Erg lief. Maar in mijn huis heb ik ook geen warm water. Ik badder al vier jaar met koud water. Ze kijken me ongelovig aan. ‘Ja, echt, je hoeft voor mij geen water te koken.’
Vaak hebben we rond 21.00 of later het diner op. Ik mag niet helpen met afruimen en afwassen. In de loop van de dagen, krijg ik ruimte om de borden en pannen naar de keuken te brengen. Beledig ik de mensen hiermee? Het blijft lastig. Helemaal omdat hier niet direct gecommuniceerd wordt en helemaal geen ‘nee’ gezegd wordt, of feedback wordt gegeven. Het is vaak één van de dingen die ik in het begin aangeef: ‘Dank je wel dat ik hier mag zijn. Ik doe mijn best om me aan te passen aan jullie leven, ritme en gewoontes. Ik kan heel makkelijk een fout maken omdat ik iets niet weet. Ik observeer veel, maar kan het anders interpreteren. Wil je me alsjeblieft feedback geven? Als ik iets doe wat jullie beledigd of niet past en ik krijg het niet te horen, dan maak ik deze fout de volgende keer ook. Je beledigt mij niet als je feedback geeft. Ik kan het aan en ik leer ervan.’ Dit uitspreken geeft mij ruimte en ook openheid. Of de ander er gebruik van durft te maken, blijft lastig.
Ik heb al gauw een goed contact met de 16-jarige. Zo nu en dan vraag ik: ‘Hoe doen jullie dit? Als ik dit doe, wat zegt het jou, kan het? Mag het?’
Omdat ik nu in het westen ben, wil ik eruit halen wat erin zit. Ik ben ook net 3 weken uit de running geweest door malaria. Ik wil weer aan de gang, voor 200%! Tja, nu ben ik in een dorp waar mensen niet met de klok leven. Dat vraagt toch enkele dagen voordat ik daar mee om kan gaan: mijn lat lager leggen en meegaan met hun leefritme, hun aanpak van organiseren en mobiliseren. Oh... communicatie is een ander punt waarin ik mezelf tegenkom en een clash heb met de cultuur. En dan niet alleen met de cultuur maar ook met de mensen.
Dan kruipt de onzekerheid in mij: ’Oeps, dit was niet handig en mogelijk heb ik mensen beledigd. Kan ik hier nog wel wat doen?’
Ik merk dat ik de hele dag als een drone boven mezelf vlieg om te observeren en mezelf te evalueren.
Als ik na 12 dagen vertrek krijg ik iets bijzonders te horen: ‘Wilma, je hebt een home, een thuis in Uganda. Je bent hier altijd welkom. Hier hoor je...’
Het betekent dat ik deel ben van de familie. Heel bijzonder. Blijkbaar heb ik het toch goed gedaan en kunnen verbinden, connecten met de mensen, dat ze me dit aanbieden.
Ik neem nog 5 dagen om te processen en uit te rusten voordat het werk in Jinja met volle vaart op me afkomt. 17 dagen met mensen om me heen, samen eten. Geen boodschappen doen, koken of de afwas. Ik ben flink verwend. Nu weer zelf aan de bak (en dat valt niet mee).